Vertaling tío van Spaans naar Nederlands

tío el ~

oom de ~

tío el ~ (chaval)
[zelfstandig naamwoord]

gozer de ~

goser

kerel de ~

knakker de ~

knul de ~

vent de ~

tío el ~ (tipo)
[zelfstandig naamwoord]

type het ~

figuur de ~

individu het ~

tío el ~ (tipo)
[zelfstandig naamwoord]

snuiter de ~

tío el ~ (pene)
[zelfstandig naamwoord]

penis de ~

lid het ~

lul de ~

piemel de ~

pik de ~

roede de ~

tío el ~ (hombre)
[zelfstandig naamwoord]

manspersoon de ~

kerel de ~

man de ~

vent de ~

tío el ~ (hombre)
[zelfstandig naamwoord]

kerel de ~

gast de ~

gozer de ~

knakker de ~

knul de ~

man de ~

vent de ~

Wat is tío in het Nederlands?