1. Home
  2. Vertalen
  3. DE
  4. NL
  5. Paß

Vertaling Paß van Duits naar Nederlands

Wat is Paß in het Nederlands?

Hieronder vind je de vertaling van Paß van DE naar NL.

Paß der ~ (Ausweis)
[zelfstandig naamwoord]
pasje het ~
Paß der ~ (Reisepaß)
[zelfstandig naamwoord]
paspoort het ~
identiteitsbewijs het ~
pas de ~
Paß der ~ (Reisedokument)
[zelfstandig naamwoord]
paspoort het ~
pas de ~
Paß der ~ (Gebirgspaß)
[zelfstandig naamwoord]
bergpas de ~
pas de ~
Paß der ~ (Bankpaß)
[zelfstandig naamwoord]
bankpas de ~
pas de ~

Woorden die beginnen of eindigen met Paß

Paßform - Reisepaß - Paßbild - Engpaß - Paßgang - Kompaß - Bankpaß - dummer Spaß - Paßgänger - Gebirgspaß - Impfpaß - Bergpaß - Paßfoto - Radiokompaß - Spaß - Verkehrsengpaß

Recente vertalingen van DE naar NL

passend - Herdstätte - projektieren - einen der Schlag treffen können - aufrollen - Kirchenrat - Schlußurteile - undankbar - Alleinvertretung - standhaft - liturgisch - Wasserverdrängung - Gemütlichkeit - etwa - Zeche - unversehrt - Schmierblöcke - Zwei-Gulden-Fünfzig-Münze - Mitbestimmung - still sein - Extremität - Bierkneipe - viereckig - Austauschmotor - Elektriker
Reinier Korth - Freelance Web Developer