Vertaling leeg van Nederlands naar Duits

leegloper - leegmaken - leegpompen - leegte - leegdrinken - leegbranden - leegslurpen - leeghoofdig - leegheid - leeg vat - leeghalen - leeggoed - leeglikken - leeggieten - leeghoofden - leegstand - leegstorten - leegknijpen - leegbloeden - leeghozen - leegplukken - leegruimen - leegeten - leeghoofd - leeghoofdje

distributiecentrum - voetbeen - doortastend zijn - gemaai - speelgoedpistooltje - verwennen - werving - appendix - pralen - voedertijd - blakend van gezondheid - gedienstig zijn - hulpmiddel om de stabiliteit te verbeteren - viervoud - verstuiken - krantenlezer - trekgaten - verdampt - gehooraandoening - gebazel - penetreren in - viespeukerij - lijboord - vriendelijke - koralen