Vertaling Geselligkeit van Duits naar Nederlands

Geselligkeit die ~ (Behaglichkeit)
[zelfstandig naamwoord]

behaaglijkheid de ~

gerieflijkheid

Geselligkeit die ~ (Emsigkeit)
[zelfstandig naamwoord]

tumult het ~

beroering de ~

drukte de ~

geraas het ~

heibel de ~

heksenketel de ~

lawaai het ~

leven het ~

opschudding de ~

pandemonium het ~

rumoer het ~

Geselligkeit die ~ (Spaß)
[zelfstandig naamwoord]

pret de ~

gein de ~

jolijt de ~

keet de ~

leut de ~

lol de ~

plezier het ~

Geselligkeit die ~ (Heiterkeit)
[zelfstandig naamwoord]

opgewektheid de ~

blijheid de ~

blijmoedigheid de ~

vrolijkheid de ~

Geselligkeit die ~ (Gemütlichkeit)
[zelfstandig naamwoord]

gezelligheid de ~

gemoedelijkheid de ~

knusheid de ~

Wat is Geselligkeit in het Nederlands?