Vertaling blij van Nederlands naar Duits

blijven bij - blijvend - blijgeestig - blijkbaarheid - blijk - blijdschap - blijf - blijmoedigheid - blijkt - blijven herhalen - blijken - blijf-van-mijn-lijf huis - blijft - dolblij - blijkens - blijven hangen - blij maken - blijven zitten - blijmoedig - blijkbaar - blijgestemd - blijspel - blijven - blijmaken - blijheid

afvalligheid - glinsterend - aandoeningen - restauratiewerkzaamheden - spijbelen - erkentelijkheid - redenaar - loops - tegelbakkerij - aanklager - meegevoeld - griffioen - hygrometrie - grasveld - stijgend - vlug van begrip - gewetenloos - buitenissigheid - sonderen - wreef - veelwijverij - brits - gehoorversterker - verspiller - kortademigheid