Vertaling tun van Duits naar Nederlands

Wat is tun in het Nederlands?

Hieronder vind je de vertaling van tun van DE naar NL.

tun (ausrichten)
[werkwoord]

doen

handelen

uitrichten

uitvoeren de ~

verrichten

tun (vorgehen)
[werkwoord]

te werk gaan

handelen

leven het ~

manipuleren

opereren

optreden de ~

procederen

werken de ~

tun (ins Leben rufen)
[werkwoord]

in het leven roepen

maken

scheppen de ~

tun (gebrauchen)
[werkwoord]

gebruik maken van

aanwenden

benutten

gebruiken de ~

toepassen

tun (funktionieren)
[werkwoord]

functioneren

tun (arbeiten)
[werkwoord]

arbeiden

werken de ~

tun (agieren)
[werkwoord]

ageren

handelen

tuntenhaft - noch einmal tun - mittun - Zutun - Tun und Lassen - wegtun - zusammen tun - Zusammentun - etwas ungern tun - hineintun - antun - vertun - opportun - leid tun - sich hervortun - Tunnel - umtun - Buße tun - Schmerz tun - ungewollt etwas tun - tun aufschwellen - Geld auf der Bank tun - Tunte - aufs neue tun - wiederum tun