Vertaling orde van Nederlands naar Duits
Wat is orde in het Duits?
Hieronder vind je de vertaling van orde van NL naar DE.
orde de ~
(vereniging)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
Verein
der ~
Fusion
die ~
Gemeinschaft
die ~
Genossenschaft
die ~
Geselligkeitsverein
der ~
Gesellschaft
die ~
Gruppe
die ~
Handwerksgilde
die ~
Klub
der ~
Korporation
die ~
Kreis
der ~
orde de ~
(ambachtsgilde)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
Handwerksgilde
die ~
Gemeinschaft
die ~
Genossenschaft
die ~
Gesellschaft
die ~
Gilde
die ~
Gruppe
die ~
Klub
der ~
Korporation
die ~
Kreis
der ~
Runde
die ~
Verein
der ~
Vereinigung
die ~
orde de ~
(voorschrift)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
Vorschrift
der ~
Anordnung
die ~
Bestimmung
die ~
Dienstordnung
die ~
Gebot
das ~
Gesetz
das ~
Ordnung
die ~
Regelung
die ~
Reglement
das ~
Richtlinie
die ~
Satzung
die ~
Statut
das ~
Verfügung
die ~
Verordnung
die ~
orde de ~
(tucht)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
Zucht
die ~
Anordnung
die ~
Bestimmung
die ~
Disziplin
die ~
Fügung
die ~
Ordnung
die ~
Regel
die ~
Unterwerfung
die ~
Verfügung
die ~
Verordnung
die ~
Vorschrift
der ~
orde de ~
(regelmaat)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
Regelmäßigkeit
die ~
Gleichmäßigkeit
die ~
Ordnung
die ~
Symmetrie
die ~
orde de ~
(maatschappelijke klasse)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
Gesellschaftsschicht
die ~
Klasse
der ~
Position
die ~
Rang
der ~
Rangordnung
der ~
Schicht
die ~
Stand
der ~
Woorden die beginnen of eindigen met orde
ordelievend
-
orderpapier
-
rangorde
-
koorde
-
orderplaatser
-
orderboek
-
in orde
-
slagorde
-
ordenen
-
wanorde
-
order
-
orderbevestiging
-
ordening
-
ordelijk gemaakt
-
volgorde
-
gehoorde
-
ordebewaarder
-
bouworde
-
omkering van de woordvolgorde
-
ordeverstoring
-
orde der tempeliers
-
ordegelofte
-
horde
-
gestoorde
-
kerkorde
Recente vertalingen van NL naar DE
rasechtheid
-
inplanting
-
afgrazen
-
alumnus
-
waarschijnlijkheidsberekening
-
alle
-
hoektand in bovenkaak
-
wieken
-
uitgekozen
-
intendant
-
afscheiding
-
geduld
-
groter worden
-
adviseren
-
spookverhaal
-
ongerust maken
-
romp
-
feil
-
gordelroos
-
m piepen
-
bouwplannen
-
halfwassen
-
bankschuld
-
onvermijdelijk
-
verdienstelijk