Vertaling insignificancia van Spaans naar Nederlands

insignificancia la ~ (chuchería)
[zelfstandig naamwoord]

niemendalletje het ~

insignificancia la ~ (estupidez)
[zelfstandig naamwoord]

onbenulligheid de ~

onwetendheid de ~

stompzinnigheid de ~

insignificancia la ~ (nulidad)
[zelfstandig naamwoord]

nietigheid de ~

niet geldig zijn

insignificancia la ~ (mucho ruido por tan poca cosa)
[zelfstandig naamwoord]

kouwe drukte

drukte de ~

insignificancia la ~ (sordomudez)
[zelfstandig naamwoord]

doofstomheid

stomheid de ~

insignificancia la ~ (nadería)
[zelfstandig naamwoord]

kleinigheid de ~

bagatel de ~

dingetje het ~

futiliteit de ~

niemendalletje het ~

onbelangrijk iets

peulenschil de ~

wissewasje het ~

insignificancia la ~ (inocencia)
[zelfstandig naamwoord]

onnozelheid de ~

kinderlijkheid de ~

naïveteit de ~

naïviteit de ~

simpelheid de ~

insignificancia la ~ (nadería)
[zelfstandig naamwoord]

kleinigheid de ~

beetje het ~

insignificancia la ~ (insipidez)
[zelfstandig naamwoord]

geesteloosheid de ~

Wat is insignificancia in het Nederlands?