Vertaling Ferien van Duits naar Nederlands
Wat is Ferien in het Nederlands?
Hieronder vind je de vertaling van Ferien van DE naar NL.
Ferien die ~
(Urlaubszeit)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
verloftijd
de ~
snipperdag
de ~
vakantie
de ~
verlof
het ~
Woorden die beginnen of eindigen met Ferien
Ferienkurs
-
Ferienreisende
-
Weihnachtsferien
-
Parlamentsferien
-
Ferienarbeit
-
Sommerferien
-
Ferien Planung
-
Ferienreise
-
Ferienstimmung
-
Ferienhaus
-
Ferientag
-
Ferienwohnung
-
Ferienzeit
-
Ferienzuschlag
-
Ferienstaffelung
-
Ferienort
-
Herbstferien
-
Feriengast
-
Ferienbetrieb
-
Feriengäste
-
Ferienadresse
Recente vertalingen van DE naar NL
umblasen
-
Antragsformular
-
dreiteilig
-
einig
-
niederlassen
-
Möwe
-
gut heißen
-
Adoptivschwester
-
Korenbranntwein
-
majeur
-
königsfreundlich
-
Stutbuchnummer
-
Sonderling
-
spanisch
-
Volkssitte
-
herrschen
-
Lärmmacher
-
Schattieren
-
Palmbäume
-
Nagel
-
Billigkeit
-
hundert
-
vornehmen
-
Windheulen
-
Kosmetikerin