Vertaling zitten van Nederlands naar Duits

vastzitten - aanzitten - opzitten - er over inzitten - bezitten - zitten aan - omhoogzitten - in een jury zitten - aan het stuur zitten - klemzitten - op de penning zitten - afslijten door erop te zitten - achternazitten - zitten proppen - gevangen zitten - voorzitten - blijven zitten - dwarszitten - iemand in zijn vaarwater zitten - strak zitten - uitzitten - gekluisterd zitten - verzitten - loszitten - gaan zitten

coïtus - samentrekkingsteken - spectroscoop - verknippen - hoofdleider - hoenderteelt - over iets mopperen - kadaverdiscipline - ridderschap - producent - opkopers - controleren - op deugdelijke gronden steunend - schaafsel - reiswekker - buiten - lotusboom - fluor - zonnebrandolie - sausen - tariefzone - ondervoed - grondverzakking - monochroom - hardvallen