Vertaling zijn van Nederlands naar Engels

afkomstig zijn - zijn heil zoeken in - op de hoogte zijn - gesetteld zijn - verbaasd zijn - passend zijn - kozijn - congruent zijn - toereikend zijn - het gebonden zijn - op zijn hoede zijn - synchroon zijn - verplicht zijn - zwart zijn - dienstig zijn - in staking zijn - buiten adem zijn - nog gaande zijn - overdadig zijn - het onregelmatig-zijn - dun zijn - latent aanwezig zijn - brutaal zijn - ten einde zijn - kwaad zijn

hoogdravendheid - oorlogsschip - amper - bestuursambtenaar - feodaal - werkvergunningen - verticaal - weersgesteldheid - belegd - thuishoren - exploitant - borstholte - historicus - percussionisten - aaseter - ranzig - beschermhoes - aftrap - net zo - lamsvel - doortrekken met vloeistof - schooierachtig - spaarzaamheid - loven - pocherig