Vertaling ziehier van Nederlands naar Zweeds

exploderen - hoge vlam - doorgaan voor - kunstenaar - hoestbui - voegwoordelijk - waar tegenover - voogdijschap - griffen - doorhollen - huiswaarts - bouderen - bediening - klaplopen - een rekenfout maken - sprieterig - taalgevoel - langgerekt - jack - discount - rietvoorn - trompetgeschal - retoucheerspuit - waterski - waterschappen