Vertaling zich uitrusten van Nederlands naar Duits

inblij - hygienisch - eekhoorntje - vwo - slagwapen - raadzaamheid - borden - drogen - Javaan - boeketten - hulpbehoevendheid - graveren - vliegbasis - scheepsromp - piëteit - terugwerkende kracht hebben - e.o.. - scheepshersteller - spaak - steenblokken - zaken - elitetroep - april - vuistslagen - taalgebruik