Vertaling vooruit van Nederlands naar Frans

vooruitkomen - vooruitspringen - vooruitsturen - vooruitschieten - vooruit zijn - vooruitschuiven - vooruitschoppen - vooruitstreven - vooruitzien - vooruitlopen - vooruitgang - vooruitkijken - vooruitziend - vooruitbrengen - vooruitspoelen - vooruitwerpen - vooruitgaand - vooruitgaan - vooruitzicht - vooruitbestelling - vooruitbestellen - vooruitbetaling - vooruitbetalen - vooruitlopen op - vooruitwerken

personenauto met laadruimte - joekel - handwerktuig - zwerver - heksenmeester - waterkant - kantkloswerk - opdirken - flamberen - troefkaart - ampèremeters - aftellen - stookketel - actie ondernemen - bazelen - gladstrijken - subsidiëring - gestaaldheid - bosgrond - gemutst - geringste - zegerijk - dieptepunt - rijgschoen - onbruik