Vertaling vies worden van Nederlands naar Spaans

waterskiën - waarneming - groepsleraar - chef-kok - kringlooppapier - winstzucht - snelvuurgeweer - stuk taart - verfoeiing - vantevoren - stuurbekrachtiging - afgod - afscheidingen - zich schikken - smeerseltje - blij - blijven steken - verslaafdheid - weer oprijzen - eenheidsprijs - fundamenteel onderzoek - tenondergaan - aanhangsel - chemieleraren - aangezien