Vertaling verstaan van Nederlands naar Zweeds

overstaan - verstaanbaarheid - verstaanbaar - welteverstaan - misverstaan

vooroorlogs - vechtlustig - fnuikend - matiging - frequenteren - assimileren - ongehinderd - met grote juistheid - tuinbouwkundige - omwisselingen - grootscheeps - Hongkong - ecarteren - vullend - werkzaam zijn - vleugelrad - hoofdcommissaris - aanpalend - stuurstoel - respondent - zijmuur - slotnummer - best - goederenverkeer - grietje