Vertaling tijdig van Nederlands naar Zweeds

gelijktijdig - vroegtijdig - partijdig - ontijdig - tijdigheid - onpartijdig - voortijdig

ijshockey - Andreaskruis - zangnoot - havenarbeider - vuursnelheid - slimme vos - kerstklok - zwerfjongere - een kruis slaan - vernoemen - waarderend - iem onder tafel drinken - kopieboeken - onttrekking - ijsbloem - wijkhoofd - stadsraad - landklimaat - logogram - gapend - vanzelf! - brokstuk - houtsnijders - diepvriezen - beroep juridisch