Vertaling thuishorend van Nederlands naar Duits

gejaagd - doorelkaar - bouwheer - bovenlaag - ausputzers - huisvriend - opengesteld - teruggetrokkenheid - gebraad - fossiel - staand - katoenpluis - wegsmijten - censuur - barensweeën - leesvoer - studentenpastor - rijping - scheepsroeper - in hoge mate - salonmuziek - tyfus - improduktief - scheuren - fluctuatie