Vertaling tekort van Nederlands naar Engels

tekort het ~ (bankschuld)
[zelfstandig naamwoord]

bank debt the ~

debit the ~

deficit the ~

overdraft the ~

tekort het ~ (schaarste)
[zelfstandig naamwoord]

scarcity the ~

famine the ~

needyness the ~

paucity the ~

scantiness the ~

shortage the ~

tightness the ~

tekort het ~ (manco)
[zelfstandig naamwoord]

shortage the ~

tekort het ~ (deficit)
[zelfstandig naamwoord]

deficit the ~

deficiency the ~

insufficiency the ~

lack the ~

shortage the ~

shortcoming the ~

shortfall the ~

Wat is tekort in het Engels?