Vertaling taalgeleerde van Nederlands naar Duits

bouworder - herstel - zuiden - huishoudgeld - reep chocolade - initieel - overstappen - collectie - pseudo- - aan iemands aandacht ontgaan - consumpties - het spuugzat zijn - integrerend - postgiro - spoorwegemplacement - bokspringen - smakeloos - dakgoot - Oudejaarsavond - vermetel - lichthoofdig - onbeduidend - overwegend - wegpiraten - krachtoverbrenging