Vertaling surplus van Engels naar Nederlands

surplus the ~

teveel het ~

overdaad de ~

overmaat de ~

surplus het ~

surplus the ~

surplus het ~

agio het ~

exces het ~

overschot het ~

rest de ~

teveel het ~

surplus the ~

rijkelijke maat

overmaat de ~

surplus the ~

batig

positief

surplus the ~ (credit balance)
[zelfstandig naamwoord]

batige saldos

surplus the ~ (excess)
[bijvoeglijk naamwoord]

overtollig

surplus the ~ (redundant)
[bijvoeglijk naamwoord]

boventallig

overcompleet

Wat is surplus in het Nederlands?