Vertaling Schale van Duits naar Nederlands

Schale die ~

schil de ~

peul de ~

vel het ~

Schale die ~ (Schälchen)
[zelfstandig naamwoord]

schaaltje het ~

schaal de ~

Schale die ~ (Kaserole)
[zelfstandig naamwoord]

ovenschaal de ~

schaal de ~

Schale die ~ (Napf)
[zelfstandig naamwoord]

etensbak de ~

bak de ~

Schale die ~ (Eierschale)
[zelfstandig naamwoord]

eierschaal de ~

Schale die ~ (Bast)
[zelfstandig naamwoord]

bast de ~

schors de ~

Wat is Schale in het Nederlands?