Vertaling recipiënt van Nederlands naar Spaans

orgeldraaiers - linnengoed - schutblad - troonpretendent - opmars - zodanig - invoer - afgeweekt - kegelen - verbinding van lichaamsdelen - lastig - stammen - priester - van zijn stuk brengen - zijn nest maken - luchtdicht - septet - aardappelsoort - torpedolanceerbuis - uitzagen - pokerterm voor straat - wederkeren - pruillip - schunnige taal uitslaan - nieuwbouwwijk