Vertaling provocar van Spaans naar Nederlands

provocar el ~

uitklokken

provocar el ~ (causar)
[werkwoord]

teweegbrengen

veroorzaken

provocar el ~ (engendrar)
[zelfstandig naamwoord]

uitlokken

provoceren

provocar el ~ (jorobar)
[zelfstandig naamwoord]

treiteren

provocar el ~ (causar)
[zelfstandig naamwoord]

aanrichten

provocar el ~ (hacer la puñeta)
[werkwoord]

treiteren

koeioneren

kwellen de ~

narren de ~

pesten

plagen de ~

sarren

tarten

tergen

provocar el ~ (estimular)
[werkwoord]

aanmoedigen

aanvuren

bemoedigen

stimuleren

toemoedigen

provocar el ~ (mortificar para que una persona se va)
[werkwoord]

wegpesten

provocar el ~ (engendrar)
[werkwoord]

verwekken

provocar el ~ (dar viveza a)
[werkwoord]

stimuleren

aanmoedigen

activeren

bezielen

oppeppen

opwekken

provocar el ~ (hacer rabiar)
[werkwoord]

sarren

jennen

pesten

plagen de ~

stangen

tarten

tergen

treiteren

uitdagen

zieken

provocar el ~ (estimular)
[werkwoord]

oppoken

aanwakkeren

opporren

provocar el ~ (motivar)
[werkwoord]

motiveren

provocar el ~ (decir al oído)
[werkwoord]

influisteren

ingeven

souffleren

provocar el ~ (conjeturar)
[werkwoord]

iets aanraden

adviseren

ingeven

raden

suggereren

provocar el ~ (causar)
[werkwoord]

berokkenen

aandoen

veroorzaken

provocar el ~ (instigar)
[werkwoord]

aanzetten tot

instigeren

provoceren

provocar el ~ (producir)
[werkwoord]

aanrichten

aandoen

aanstichten

veroorzaken

provocar el ~ (incitar a)
[werkwoord]

aanjagen

aansporen

opjutten

porren de ~

provocar el ~ (afrontar)
[werkwoord]

uitlokken

aanleiding geven tot

ophitsen

provoceren

uitdagen

provocar el ~ (desafiar)
[werkwoord]

ontlokken

Vertaling provocar van Spaans naar Nederlands

Wat is provocar in het Nederlands?

Recente vertalingen van ES naar NL

Cookievoorkeuren

Vertaling provocar van Spaans naar Nederlands

Wat is provocar in het Nederlands?

Recente vertalingen van ES naar NL