Vertaling passé van Frans naar Nederlands

passé le ~

verleden het ~

passé le ~

verleden tijd

passé le ~ (transmis)
[bijvoeglijk naamwoord]

doorgegeven

verder gegeven

passé le ~ (ex-)
[bijvoeglijk naamwoord]

voormalig

geweest

gewezen

toenmalig

voorheen

voormalige

vroeger

vroegere

passé le ~ (dernier)
[bijvoeglijk naamwoord]

jongstleden

passé le ~ (égaré)
[bijvoeglijk naamwoord]

verdwaald

kwijt

verloren

passé le ~ (fini)
[bijvoeglijk naamwoord]

afgedaan

afgelopen

gereed

geëindigd

klaar

over

uit

voltooid

voorbij

passé le ~ (précédent)
[bijvoeglijk naamwoord]

vorig

afgelopen

verleden het ~

passé le ~ (produit)
[bijvoeglijk naamwoord]

voorgevallen

passé le ~ (pourri)
[bijvoeglijk naamwoord]

verrot

bedorven

rot

rottig

slecht

vergaan

passé le ~ (disparu)
[bijvoeglijk naamwoord]

vermist

kwijt

verloren

weg de ~

zoek

passé le ~ (expiré)
[bijvoeglijk naamwoord]

verstreken

beëindigd

verlopen

vervallen de ~

voorbij

passé le ~ (misérable)
[bijvoeglijk naamwoord]

haveloos

armoedig

flodderig

pover

schamel

sjofel

sjofeltjes

verlopen

Vertaling passé van Frans naar Nederlands

Wat is passé in het Nederlands?

Woorden die beginnen of eindigen met passé

Recente vertalingen van FR naar NL

Cookievoorkeuren

Vertaling passé van Frans naar Nederlands

Wat is passé in het Nederlands?

Woorden die beginnen of eindigen met passé

Recente vertalingen van FR naar NL