Vertaling objectif van Frans naar Nederlands

objectif le ~ (impartial)
[bijvoeglijk naamwoord]

objectief

onpartijdig

objectif le ~ (projet)
[zelfstandig naamwoord]

toeleg de ~

objectif le ~ (cible à tir)
[zelfstandig naamwoord]

schietschijf de ~

objectif le ~ (intention)
[zelfstandig naamwoord]

oogmerk het ~

objectif le ~ (but)
[zelfstandig naamwoord]

mikpunt het ~

doel het ~

doelwit het ~

objectif le ~ (intention)
[zelfstandig naamwoord]

intentie de ~

moedwil de ~

voornemen het ~

objectif le ~ (but)
[zelfstandig naamwoord]

doeleinde het ~

doel het ~

inzet de ~

streven het ~

objectif le ~ (neutre)
[bijvoeglijk naamwoord]

neutraal

onzijdig

objectif le ~ (impassible)
[bijvoeglijk naamwoord]

onaangedaan

koel

koud

onberoerd

onbewogen

Wat is objectif in het Nederlands?