Vertaling Kränklichkeit van Duits naar Nederlands

Kränklichkeit die ~ (Krankhaftigkeit)
[zelfstandig naamwoord]

ziekelijkheid de ~

Kränklichkeit die ~

ziekelijke neiging

Kränklichkeit die ~ (Schwachheit)
[zelfstandig naamwoord]

zwakheid de ~

krachteloosheid de ~

slapte de ~

Kränklichkeit die ~ (Empfindlichkeit)
[zelfstandig naamwoord]

vatbaarheid de ~

gevoeligheid de ~

zwakte de ~

Kränklichkeit die ~ (Schlappheit)
[zelfstandig naamwoord]

slapheid de ~

krachteloosheid de ~

laksheid de ~

slapte de ~

sulligheid de ~

weekheid de ~

zachtheid de ~

zwakheid de ~

zwakte de ~

Kränklichkeit die ~ (Manko)
[zelfstandig naamwoord]

manco het ~

gebrek het ~

zwakheid de ~

Wat is Kränklichkeit in het Nederlands?