Vertaling jezus van Nederlands naar Spaans

jezuskind - jezuskindje - Jezus - Jezus-Christus

dikhuidig - om hen - warm lopen - zoutje - eksteroog - zedeloos - borrels - houtfabriek - natie - viditel - keurend bekijken - vredesvoorwaarden - rotstuintje - kattensprongen - marcheren - kinderlijk gedrag - liflafje - ijsbeer - schurft hebbend - eskader - Fries - omspoelen - goed- of afkeuren - bebost - korven