Vertaling in een handomdraai van Nederlands naar Zweeds

verpachten - zuiderbreedte - afkoopsom - kristallisatie - maag - openmaken - geestig - vervallen gebouw - zoutzuur - zevental - kleefpasta - hoofdbreken - maximaliseren - hectogram - aërodynamica - kledingzak - bagagewagen - rijmkunst - disselboom - schoorsteenmantel - kreupel lopen - eigendunk - overdragen aan - penetreren - torsen