Vertaling iemand van Nederlands naar Duits

iemand toespreken - iemand vervangen - iemand van de plaats dringen - iemand iets toedienen - heimelijk volgen van iemand - iemand kenmerken - iemand die veel drinkt - iemand die letters zet - iemand schrappen - iemand die klaagt - iemand recommanderen - iemand die een voorstel doet - iemand die graag snoept - iemand iets verwijten - iemand die een fakkel draagt - iemand toetakelen - iemand aan wie iets gegeven wordt - iemand adresseren - iemand die stage loopt - iemand die wasgoed strijkt - iemand aansporen - iemand een genoegen doen - niemand - iemand amuseren - zorgdragen voor iemand

zakenrelatie - kat - tot staan brengen - leeuwestaart - raadsvergadering - licentiehouder - gebakken eieren op brood - orthodox - omhoogrijden - adellijke vrouw - pederast - bekende - rekruteren - belangrijkste geldbedrag - reiskredietbrief - koedrijver - revolutiebouw - tapijt - taalstrijd - motor - tankcolonne - smeerpoets - samenpersing - rubberaandeel - marchanderen