Vertaling iemand van Nederlands naar Duits

iemand kenmerken - iemand instoppen - iemand genoegen doen - iemand opzoeken - iemand neerslaan - iemand iets nalaten - iemand aan wie iets gegeven wordt - iemand die sloopt - iemand adresseren - iemand die voedt - iemand iets flikken - iemand die uitneemt - iemand treffen - iemand aanvliegen - iemand die wasgoed strijkt - iemand toetakelen - iemand ontzien - iemand raken - iemand die klaagt - iemand die letters zet - iemand zijn uiterlijk - iemand een genoegen doen - iemand die gireert - iemand voorgaan - iemand toelaten

vergemakkelijken - tot stand brengen - was - vijandelijk - vissmaak - scheeloog - vervoegen - kloosterlingen - inrijden - gêne - hakmes - rechtsbuiten - carboniseren - lariksboom - transportmiddel - iets afleiden uit - verjongingskuur - kantlijn - weggekropen - stofmantels - academica - doorns - jubelzang - slap - hoofdzonde