Vertaling hotel van Nederlands naar Duits
Wat is hotel in het Duits?
Hieronder vind je de vertaling van hotel van NL naar DE.
hotel het ~
(herberg)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
Hotel
das ~
Fremdenzimmer
das ~
Gasthof
der ~
Gastzimmer
das ~
Gästezimmer
die ~
Hotelbetrieb
der ~
Hotelgewerbe
das ~
Woorden die beginnen of eindigen met hotel
schotel
-
hotelbezitter
-
hotelier
-
slaschotel
-
hotelbedrijf
-
hotelketen
-
hotelschool
-
visschotel
-
hotelschakelaar
-
jachtschotel
-
hoteleigenaar
-
hoteldief
-
café-hotel
-
spoorhotel
-
groenteschotel
-
vleesschotel
-
hotelwezen
-
hotelhouder
-
dagschotel
-
stoofschotel
-
hoofdschotel
-
hotelregister
-
hotelkamer
-
hotelrat
-
hotelmaatschappij
Recente vertalingen van NL naar DE
hoge komaf
-
grijnslach
-
embleem
-
binnenland
-
fokkerij
-
uitbeelding
-
linkerbeen
-
kunsthandel
-
taillewijdte
-
leugenbeest
-
gemaai
-
ruiker
-
brievenweger
-
schroefdraad
-
de draad weer oppakken
-
textiel
-
straling
-
slotbalans
-
middelpunt
-
eventueel
-
doctoraal
-
oostelijk
-
panorama
-
paardenstal
-
sociaaleconomisch