Vertaling hockey van Nederlands naar Duits

hockeystick - hockeyen - ijshockey - hockeyclub - rolhockey - hockeybal

streektalen - commissaris - uitgeslapenheid - persiflage - nuntius - bovengrondse parkeergarage - stadhouder - misdadig - zakenman - bijzonder - in kringetjes ronddraaien - hartstilstand - haastigheid - recenseren - inlegger - trans - seksueel misdadiger - vierbladig - roofziek - cyste - straffeloosheid - onrustigheid - aansprakelijk zijn voor - kookwekker - bâtons