Vertaling het van Nederlands naar Duits

het snikken - het aftrekken - het vertellen waard - het kotsbeu zijn - heteluchtmotor - het sprokkelen - het plaatsen - manchet - het verschaffen van onderdak - het mobiliseren - het vastmaken - het relevante wetsartikel - het toestromen - heten - hetzelfde zijn - het meest gewild - het onregelmatig-zijn - het alleen zijn aankunnen - het bruisen - heteluchtverwarming - het afsluiten - het niet-trouw-zijn - het gevoel krijgen - het verven - het bevestigen

zalen - witgewasssen - gezagsorgaan - niet verplichtend - kunstrijden - annonce - petroleumstel - zonnebloem - onverzadigbaar - micrometer - rommelkamertje - gonzend - leerwijze - drol - stuwdruk - nakomelingen - touwfabriek - lift van een hoogoven - verslavend middel - stippel - stemverheffing - verbouwereerd - bedeeld - zich splitsen - dijkhelling