Vertaling hebben van Nederlands naar Frans

te danken hebben - verblijfplaats hebben - aanleg hebben - mazzel hebben - een briefwisseling hebben - voorhebben - een conversatie hebben - grote mond hebben - onder controle hebben - open hebben - nodig hebben - geslachtsgemeenschap hebben - voorrang hebben - voedingswaarde hebben - terugwerkende kracht hebben - te doen hebben - vasthebben - iets in te brengen hebben - angst hebben - gezaghebben - klaarhebben - invloed hebben - in eigendom hebben - doorhebben - geen kracht hebben

pro forma - besluipen - heroriënteren - kerkvader - tremolo - neervallen - zeer klein mens - sportvelden - machinebankwerker - autorisatie - bekende - gehele gebied - klemmap - wachttorens - smullen van - windstreek - uur - chirurge - inwendige - kaakmes - dichtrijgen - beklaagdenbank - seizoensuitverkoop - kanteel - redactiekamer