Vertaling hebben van Nederlands naar Frans

uithebben - honger hebben - ten doel hebben - overhebben - onder controle hebben - op het oog hebben - een briefwisseling hebben - te danken hebben - een voorsprong hebben - verlof hebben - succes hebben - geen kracht hebben - een inspirerende werking hebben - ervaring hebben - een slepende gang hebben - de overhand hebben - doorzien hebben - voorhebben - in eigendom hebben - op zijn hart hebben - afgedaan hebben - tot gevolg hebben - geslachtsgemeenschap hebben - aan hebben - verdiend hebben

pummel - imperiaals - woonlaag - verdraaien - schuiven - closetpapier - lood - mevrouw - bedroeven - uittesten - safes - hoes - houten nagel - culminatie - zuidpool - presidium - libero - gewoon - vrijgezellenhuis - klapbrug - hotelrat - smelt - schnitzels - bombastisch - korrels