1. Home
  2. Vertalen
  3. DE
  4. NL
  5. frisch

Vertaling frisch van Duits naar Nederlands

Wat is frisch in het Nederlands?

Hieronder vind je de vertaling van frisch van DE naar NL.

frisch (frostig)
[bijvoeglijk naamwoord]
fris
koel
frisch (frischgebacken)
[bijvoeglijk naamwoord]
nieuwbakken
nieuw
frisch (unbenutzt)
[bijvoeglijk naamwoord]
onaangebroken
onaangeroerd
onaangetast
ongebruikt
ongeopend
frisch (unverdorben)
[bijvoeglijk naamwoord]
onbedorven
frisch (agitiert)
[bijvoeglijk naamwoord]
geagiteerd
levendig
verhit
frisch (frischgebacken)
[bijvoeglijk naamwoord]
versgebakken
vers het ~
frisch (kühl)
[bijvoeglijk naamwoord]
koel
fris
frisjes
frisch (farbenfroh)
[bijvoeglijk naamwoord]
kleurig
bloeiend
fleurig
frisch (blühend)
[bijvoeglijk naamwoord]
florissant
fleurig
frisch (rein)
[bijvoeglijk naamwoord]
rein
onbevlekt
onschuldig
vlekkeloos
frisch (kühl)
[bijvoeglijk naamwoord]
koel
fris
luchtig
frisch (geschäftig)
[bijvoeglijk naamwoord]
drukbezet
bezet
druk de ~
frisch (knallbunt)
[bijvoeglijk naamwoord]
hooggekleurd
frisch (zeitgenössisch)
[bijvoeglijk naamwoord]
eigentijds
hedendaags
modern
frisch (blühend)
[bijvoeglijk naamwoord]
fleurig
kleurrijk
frisch (seelenruhig)
[bijvoeglijk naamwoord]
doodgemoedereerd
doodkalm

Woorden die beginnen of eindigen met frisch

frisch von der Presse - frisch geschlachtet - frischgebacken - frischer Anmut - Frischhaltepackung - Frischling - ganz frisch - frisch gebackener Vater - Frischheit - Frische

Recente vertalingen van DE naar NL

wegwehen - read-only memory - Ikarus - in der Nähe - Sessel - rechterflügel - auslösen - Zusammensein - Drehleiter - Märchenprinz - Haupttribüne - Konzentrierung - schämen - Exempel - Stimmungsvoll - Gegenerklärung - Mißgebilde - Haltetafel - Schnellschütze - Versuchung - Leprakranke - Küchenchef - Lästern - flegmatisch - angeheftet
Reinier Korth - Freelance Web Developer