1. Home
  2. Vertalen
  3. EN
  4. NL
  5. finish

Vertaling finish van Engels naar Nederlands

Wat is finish in het Nederlands?

Hieronder vind je de vertaling van finish van EN naar NL.

finish the ~ (get done)
[zelfstandig naamwoord]
afkrijgen
finish the ~ (get ready)
[werkwoord]
voltooien
eindigen
finish the ~ (play out)
[werkwoord]
uitspelen
finish the ~ (end)
[werkwoord]
finishen
aankomen
eindigen
finish the ~ (finish talking)
[zelfstandig naamwoord]
uitpraten tot het eind
uitpraten
uitspreken
finish the ~ (finishing line)
[zelfstandig naamwoord]
finishlijn de ~
einde het ~
eindpunt het ~
eindstreep de ~
finish de ~
meet de ~
finish the ~ (veneer)
[zelfstandig naamwoord]
fineer het ~
finish the ~ (end)
[zelfstandig naamwoord]
end het ~
finish the ~ (finishing touch)
[zelfstandig naamwoord]
afwerking de ~
finish the ~ (use up)
[werkwoord]
opgebruiken
opkrijgen
opmaken de ~
finish the ~ (complete)
[werkwoord]
voltooien
afkrijgen
afmaken
afronden
afwerken
beëindigen
completeren
een einde maken aan
klaarkrijgen
klaarmaken
volbrengen
volmaken
finish the ~ (complete)
[werkwoord]
vervolledigen
afmaken
completeren
perfectioneren
vervolmaken
volledig maken
voltooien
finish the ~ (talk over)
[werkwoord]
uitspreken
uitpraten
finish the ~ (clean out)
[werkwoord]
uitmesten
opruimen
reinigen
schoonmaken de ~
uitruimen
finish the ~ (read to the end)
[werkwoord]
uitkrijgen
finish the ~ (come to an end)
[werkwoord]
ten einde lopen
aflopen
eindigen
finish the ~ (garnish)
[werkwoord]
schotels garneren
afwerken
garneren
opmaken de ~
opsmukken
versieren
finish the ~ (conclude)
[werkwoord]
naar einde toewerken
afsluiten
finish the ~ (clear out)
[werkwoord]
leeghalen
ledigen
leegmaken
uithalen
finish the ~ (eat up)
[werkwoord]
leegeten
opeten
finish the ~ (drink up)
[werkwoord]
leegdrinken
ledigen
leegmaken
opdrinken
uitdrinken
finish the ~ (pull it off)
[werkwoord]
klaarspelen
fiksen
voor elkaar krijgen
finish the ~ (fix)
[werkwoord]
in orde maken
afdoen
klaren
regelen de ~
finish the ~ (bring to an end)
[werkwoord]
een einde maken aan
afsluiten
beëindigen
eindigen
ophouden
stoppen de ~
finish the ~ (decide)
[werkwoord]
besluiten de ~
beslissen

Woorden die beginnen of eindigen met finish

finishing end - finish talking - finishing - finishing mortar - finish of writing - finishing touch - finish off - finished article - finishing party - finishing line - finish ones studies - finishing stroke - finish the race - ride to the finish - drive to the finish - finisher - finish off playing - finish with - finished off product - finish off writing - finishing post - finishing point - finishing thrust - finished

Recente vertalingen van EN naar NL

anaemia - staffing - surrejoinder - little snakes - merchant flag - lover of the chase - fizzy drink - deism - grain storage - bifurcate - tread flat - leak - gripper - invitation card - alpinist - maternity leave - sanding disc - form a swamp - capstan wheel nut spanner - inaccessible - woollen fabric - delicious - mishmash - pig-headedness - nuclear plant
Reinier Korth - Freelance Web Developer