Vertaling économie van Frans naar Nederlands

économie la ~ (réduction)
[zelfstandig naamwoord]

reduceren

inkrimping de ~

kleiner maken

économie la ~ (économie nationale)
[zelfstandig naamwoord]

nationale economie

staatshuishouding de ~

économie la ~ (fait dêtre économe)
[zelfstandig naamwoord]

zuinig zijn

zuinigheid de ~

économie la ~ (politique économique)
[zelfstandig naamwoord]

staathuishoudkunde de ~

economie de ~

volkshuishouding de ~

économie la ~ (parcimonie)
[zelfstandig naamwoord]

spaarzaamheid de ~

zuinigheid de ~

économie la ~ (réduction de dépenses)
[zelfstandig naamwoord]

kostenverlaging de ~

bezuiniging de ~

économie la ~ (réduction de dépenses)
[zelfstandig naamwoord]

bezuiniging de ~

bekorting de ~

besnoeiing de ~

besparing de ~

inkrimping de ~

kostenbesparing de ~

verkorting de ~

économie la ~ (restriction)
[zelfstandig naamwoord]

beknotting de ~

Wat is économie in het Nederlands?