Vertaling coach van Engels naar Nederlands

coach the ~ (trainer)
[zelfstandig naamwoord]

coach de ~

oefenmeester de ~

coach the ~ (teach)
[werkwoord]

bijleren

coach the ~ (touring-car)
[zelfstandig naamwoord]

reiswagen

coach the ~ (touring bus)
[zelfstandig naamwoord]

toerauto de ~

coach the ~ (railway car)
[zelfstandig naamwoord]

spoorrijtuig het ~

coach the ~ (omnibus)
[zelfstandig naamwoord]

omnibus de ~

coach the ~ (carriage)
[zelfstandig naamwoord]

koets de ~

rijtuig de ~

coach the ~ (state-carriage)
[zelfstandig naamwoord]

karos de ~

coach the ~ (motor-bus)
[zelfstandig naamwoord]

autobus de ~

bus de ~

touringcar de ~

Wat is coach in het Nederlands?