1. Home
  2. Vertalen
  3. DE
  4. NL
  5. Biß

Vertaling Biß van Duits naar Nederlands

Wat is Biß in het Nederlands?

Hieronder vind je de vertaling van Biß van DE naar NL.

Biß der ~ (Knacks)
[zelfstandig naamwoord]
knauw de ~
Biß der ~ (Zwischenmahlzeit)
[zelfstandig naamwoord]
snack de ~
hapje het ~
tussendoortje het ~

Woorden die beginnen of eindigen met Biß

Hundebiß - Bißchen - Imbiß - Milchgebiß - Gebiß - Flohbiß - Kunstgebiß

Recente vertalingen van DE naar NL

Aussicht - Fritieren - anstreben - Einwegartikel - Absitzen - Spiegelsaal - Schmirgel - Gymnastikhose - Gewissenssqualen - Verkuaf - Bestände - Herzschmerzen - wettlaufen - verteidigend - Kostüm - Seher - Sprachbereicherung - nachbilden - Unordnung machen - niedergedrückt - Hilfskirche - federn - häkeln - Glaser - Unterschlagung
Reinier Korth - Freelance Web Developer