Vertaling bevoegd van Nederlands naar Spaans

rechtsbevoegd - bevoegd zijn - kiesbevoegd - bevoegdheid - benoemingsbevoegd - onbevoegd

concessie - ordonneren - sextet - zakenkring - verkeersslachtoffer - overleden - werkzaam zijn - gebrek hebben - samenplakken - transpiraties - visnet - onderweg - kwikthermometer - sets - zondagmorgen - indrukwekkend - aanvang - raadszetel - teiltje - schrijfkramp - barst - invallen voor iemand - gedoogd - afwikkeling - gras eten