Vertaling beter van Nederlands naar Zweeds

beteren - beterschap - beter dan de rest - beter worden - verbeter

troepsgewijs - tekenbehoeften - toegaan - ijzen - hap - zoetheid - wetenschapsbeoefenaar - werkhuis - animositeit - unaniem - klaverjassen - kaakbeen - vensterglas - indroging - vrille - spaan - laag verf - beteugelen - hersenvliesontsteking - actiën - bruikbare - hiernaast - vloeibaarheid - suikerwerk - gemeentewet