Vertaling afspelen van Nederlands naar Duits

zich afspelen - opnieuw laten afspelen

zestigtal - vuurladder - golfclub - hoofdkussen - kavalje - omhoog brengen - zonnedaken - vrijdenker - schokbreker - vrij van ijs - remblokjes - daarginds - geluidssterkte - koperachtig - separeren - pakje - waterpeil - studierichting - jachthond - gedeprimeerdheid - deel van een bewerking - flessentrekker - vitrage - toeslag - vijver