Nederlandse synoniemen voor kleinhandelaar
Ander woord voor kleinhandelaar?
De woorden hieronder zijn synoniemen en hebben dezelfde betekenis als kleinhandelaar in het Nederlands.
kleinhandelaar de ~ (detaillist)
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
detaillist
de ~
detailhandelaar
de ~
middenstander
de ~
Nederlandse woorden die beginnen of eindigen met kleinhandelaar
Recent opgevraagde synoniemen in NL
genomen
-
vaatje
-
onvolprezen
-
deporteren
-
bijdetijds
-
gevoelszin
-
snorbaarden
-
theetante
-
wegzetten
-
attenderen
-
huwelijksinzegening
-
zeurderig
-
sluier
-
plotselinge uitbarsting
-
bonden
-
drogisten
-
kanonnade
-
topgevels
-
overlijdensuur
-
doodsangst
-
strooibus
-
openprikken
-
opwarmen
-
inkerving
-
koperstuk