Nederlandse synoniemen voor hebben

op zijn hart hebben - een conversatie hebben - plaats hebben - een avontuurtje hebben - hallucinaties hebben - in eigendom hebben - aan hebben - aanleg hebben - overhebben - gezaghebben - sexuele gemeenschap hebben - de hik hebben - succes hebben - verblijfplaats hebben - niet hebben - geslachtsgemeenschap hebben - ervaring hebben - invloed hebben - iemand in de peiling hebben - ten doel hebben - een loopneus hebben - voorhebben - medelijden hebben - een briefwisseling hebben - ruzie hebben

huidvet - kunstmatige slaap - lichtknop - reep chocolade - galmborden - toespijs - crisis - snert - zwartmaken - speelplein - ligbed - waarborgfonds - gerijmel - vulkaanuitbarsting - oefenstuk - mijden - loens - schraapzucht - draaiers - belichtingsmeter - frequent - doorpraten - aanbidder - aureool - flatteren