Nederlandse synoniemen voor fuga
Ander woord voor fuga?
De woorden hieronder zijn synoniemen en hebben dezelfde betekenis als fuga in het Nederlands.
fuga de ~
[zelfstandig naamwoord]
[zelfstandig naamwoord]
Geen synoniemen gevonden.
Recent opgevraagde synoniemen in NL
zich meester maken van
-
bijbrengen
-
temperen
-
haarstreng
-
twijg
-
lijdzaamheid
-
studiebeurs
-
vat
-
overzenden
-
huisnijverheid
-
scheepswanten
-
voornaamst
-
spieren
-
oriƫntatie op
-
dorpel
-
opfokken
-
festival
-
nervositeit
-
passagiers
-
uitwonend
-
accumulatie
-
koopgraag
-
kookwekker
-
voorlaatst
-
leiding geven